Wanneer de pandhouder aan een debiteur van de pandgever zijn pandrecht mededeelt, wordt de pandhouder inningsbevoegd, conform artikel 3:246 BW. De pandgever verliest zijn inningsbevoegdheid. Hoe zit het nu wanneer de debiteur normaal gesproken een deel van de factuur op de G-rekening betaalt?

Invorderingswet 1990

In de Invorderingswet 1990 wordt de aansprakelijkheid voor loonbelasting jegens de Belastingdienst geregeld. Er bestaan verschillende ketenrelaties, waarin meerdere partijen in de keten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de loonbelasting die aan de Belastingdienst moeten worden betaald voor een bepaald werk.

Zo bestaat er de ketenaansprakelijkheid van artikel 34 Invorderingswet 1990 op grond waarvan de aannemer kan worden aangesproken voor de loonbelasting over het werk dat door arbeidskrachten van de onderaannemer is verricht.

Een ander voorbeeld is de inlenersaansprakelijkheid van artikel 35 Invorderingswet 1990. Huurt een partij voor een bepaald werk arbeidskrachten in van een uitlener en betaalt de uitlener niet alle loonbelasting, dan kan de Belastingdienst de inlener hiervoor aanspreken.

Onderstaand schema licht de situatie toe.

 

 

Waar in het vervolg van dit artikel wordt gesproken over een aannemer kan ook “inlener” gelezen worden en waar gesproken wordt over een onderaannemer kan ook uitlener gelezen worden.

G-rekening

Om de aansprakelijkheid zoveel mogelijk in te perken, spreken partijen vaak af dat de aannemer een deel van de facturen van de onderaannemer op een G-rekening betaalt. Een G-rekening is een geblokkeerde bankrekening op naam van de onderaannemer. De Belastingdienst heeft een pandrecht op alle bedragen die daarop worden bijgeschreven.

In de artikelen 34 lid 3 en 35 lid 5 Invorderingswet 1990 wordt bepaald dat de loonbelastingschuld in ieder geval wordt verminderd met de bedragen die de betreffende aannemer op de G-rekening heeft betaald (mits aan alle verdere eisen daarvoor is voldaan).

Pandrecht Bank op vordering

Als de onderaannemer zijn vorderingen aan de Bank verpand heeft, omvat het pandrecht van de Bank de gehele vordering en dus ook het ‘g-deel’ van de factuur.

Anders dan veel debiteuren denken, bestaat er op grond van de wet geen rechtstreekse verplichting voor de debiteuren om een deel van de facturen op de G-rekening te betalen. Tussen partijen is enkel de betalingsafspraak gemaakt dat het ‘g-deel’ van de facturen op de G-rekening wordt betaald. Zodra de pandhouder zijn pandrecht mededeelt aan de debiteur, kan niet langer conform de eerdere betalingsafspraak worden betaald, maar dient de factuur volledig aan de pandhouder te worden betaald.

De Belastingdienst heeft geen pandrecht op het ‘g-deel’ van de facturen, maar enkel op de betalingen die op de G-rekening worden gedaan. Is een factuur dus nog niet betaald, dan kan de Belastingdienst geen aanspraak maken op het ‘g-deel’ van de betreffende factuur.

Wél bestaat het risico dat de Belastingdienst bij de debiteur aanklopt op grond van de ketenaansprakelijkheid. Vanwege dit risico kan de debiteur zijn betaling  van het ‘g-deel’ van de facturen opschorten totdat hij een bevestiging van de Belastingdienst ontvangt dat hij niet zal worden aangesproken.

G-rekening, faillissement en pandhouder

Gaat de onderaannemer failliet, dan vallen de betalingen op de G-rekening vanaf dat moment niet meer onder het pandrecht van de Belastingdienst. Immers, bij faillissement verliest de onderaannemer zijn beschikkingsbevoegdheid, één van de eisen voor een rechtsgeldige verpanding volgens artikel 3:84 BW. Dit betekent dat de bedragen die vóór faillissement zijn bijgeschreven (het saldo tot datum faillissement) wel onder het pandrecht van de Belastingdienst vallen, maar de betalingen daarna niet meer. De betalingen op de G-rekening na datum faillissement van de ´g-delen’ van de verpande facturen vallen in beginsel in de boedel. Betreft het echter een G-rekening bij de pandhoudende bank en betaalt een debiteur na faillissement toch op de G-rekening? Dan kan de Bank dit bedrag verrekenen op grond van Mulder q.q./CLBN en valt het niet in de boedel. Het Gerechtshof te Den Bosch heeft dit onlangs nog eens bevestigd.

Conclusie

Om ketenaansprakelijkheid zoveel mogelijk in te perken, betalen aannemers vaak een deel van de facturen van de onderaannemers op een G-rekening. Dit is geen wettelijke verplichting, maar een betalingsafspraak. Wordt het pandrecht op de facturen van een onderaannemer aan de aannemer medegedeeld, dan kan de gehele factuur enkel nog bevrijdend worden betaald aan de pandhouder. Betaling op de G-rekening of rechtstreeks aan de Belastingdienst is niet bevrijdend. De debiteur kan de betaling van het ‘g-deel’ wel opschorten, totdat hij een verklaring van de Belastingdienst heeft ontvangen, waaruit blijkt dat hij niet zal worden aangesproken. Betaalt een debiteur toch op de G-rekening, dan zijn er twee opties: wordt de G-rekening aangehouden bij een andere bank dan de pandhouder? Dan valt de betaling in de boedel en dient alsnog aan de pandhouder te worden betaald. Wordt de G-rekening aangehouden bij de pandhoudende bank, dan kan de bank het bedrag verrekenen. Hoewel het bedrag niet bevrijdend is betaald, komt het wel bij de pandhouder terecht. Echter, om discussie hierover met de curator te voorkomen, heeft het de voorkeur dat de debiteuren op een andere rekening dan de G-rekening betalen.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie