Vernietiging pandrecht ex 47 FW
Recentelijk oordeelde de rechter in een interessant geschil tussen een curator in het faillissement van een groep ondernemingen (‘EnergiQ’) en een onderneming (‘Parallel’) die stelde dat zij pandrecht had op de debiteurenvorderingen van EnergiQ (ECLI:NL:RBMNE:2015:7272 en ECLI:NL:RBMNE: 2016:4720). De curator stelde dat Parallel onrechtmatig handelde jegens de gezamenlijke schuldeiseres van EnergiQ door het uitwinnen van het pandrecht. De rechter gaf de curator hierin gelijk.
De casus
ING vestigde uit hoofde van reguliere kredietverstrekking een eerste pandrecht op de vorderingen van EnergiQ in 2010. In 2013 vestigde Parallel een tweede pandrecht voor reeds eerder aan EnergiQ verstrekte leningen. Ook nam Parallel de positie van ING in 2013 over en verkreeg het daaraan verbonden eerste pandrecht. De feitelijke leiding over EnergiQ en Parallel lag uiteindelijk in één bestuurdershand.
Direct na overname van de positie van ING, maakte Parallel haar positie als (enig) pandhouder aan alle debiteuren van EnergiQ bekend. Twee weken later failleert EnergiQ.
Standpunten
Volgens de curator zijn de pandrechten van Parallel vernietigbaar. Hij stelde dat de vestiging van een tweede pandrecht kort vóór het faillissement van EnergiQ een onrechtmatige benadeling van de overige schuldeiseres van EnergiQ opleverde ex artikel 47 Fw.
Ook betwistte hij de geldigheid van het eerste pandrecht van ING, zodat niet vast stond dat Parallel voor dat deel van de (overgenomen) vordering pandhouder was geworden. Voor zover dit (eerste) pandrecht wel stand zou houden, was Parallel reeds voldaan en was het verder incasseren als pandhouder onrechtmatig (aldus de curator).
Parallel stelde dat zij rechtmatig pandhouder was voor het geheel van haar vordering en dat zowel het eerste als het tweede pandrecht stand hield. Voor het geval enig pandrecht vernietigbaar zou zijn (op grond waarvan er een verplichting zou ontstaan de opbrengst door te betalen aan de curator), stelde Parallel dat die schuld kon worden verrekend met haar restantvordering op EnergiQ.
Vestigen van pandrecht onrechtmatig
De rechter oordeelde dat het vestigen van het tweede pandrecht de overige schuldeisers van EnergiQ onrechtmatig had benadeeld en vernietigde dit. Gelet op de zeer slechte financiële situatie van EnergiQ, het feit dat de bedrijfsvoering van EnergiQ en Parallel in de zelfde handen lag en dat Parallel de vordering op grond van een volmacht van EnergiQ aan zichzelf had verpand, was er sprake van doelbewust benadelen van de andere schuldeisers.
Parallel slaagde er in de rechtsgeldigheid van het (overgenomen) eerste pandrecht wel aan te tonen. De rechter oordeelde op die grond dat Parallel een eerste pandrecht had verkregen voor de overgenomen positie van ING, waardoor Parallel voor dat deel van haar vorderingen op EnergiQ de debiteuren van EnergiQ mocht innen. Na inning van dat bedrag zou het pandrecht vervallen, het restant van de vordering van Parallel was niet met een pandrecht gedekt. Door debiteurenbetalingen was dit deel van de vordering reeds kort ná de faillissementsdatum voldaan, en waren alle later van debiteuren ontvangen betalingen, voldaan ná verval van het pandrecht van Parallel.
Incassohandelingen onrechtmatig
De rechter was mét de curator van mening dat er sprake was van onrechtmatig handelen van Parallel jegens de gezamenlijke schuldeisers van EnergiQ. Parallel was doorgegaan met incasseren op grond van een vernietigde verpanding en had daarmee doelbewust de overige schuldeiseres benadeeld.
De uitspraak lijkt te suggereren dat bij de incasso van een verpande debiteurenportefeuille de rechtmatig pandhouder er op dient te letten dat zijn pandrecht vervalt indien zijn vordering op de pandgever voldaan is, en dat het doorzetten van de incasso daarna onrechtmatig kan zijn. De rechter stelt namelijk in overweging 4.31 dat Parallel ‘’ten hoogste een bedrag van € 7.244,04 rechtmatig had geïnd’’. Naar mijn mening is dit onjuist. De pandhouder is gerechtigd alle verpande vorderingen te innen, ook als zijn vordering kleiner is dan de opbrengst. Voor de afdracht van een geïnd overschot kent de wet specifieke regelingen. Zie de uitspraak ECLI:NL:RBOBR:2016:5618 en mijn blog.
Verrekening
Een recht op verrekening van het overschot met een niet door pandrecht gedekte vordering kwam Parallel evenwel niet toe. De rechter oordeelde dat een dergelijk recht in strijd zou zijn met de uit de wet voortvloeiende verplichting van Parallel om de geïnde bedragen in de boedel te brengen. Indien Parellel haar vordering op EnergiQ zou kunnen verrekenen met de bedragen die zij onrechtmatig had geïncasseerd, dan zou zij feitelijk alsnog een bevoorrechte positie krijgen boven de andere schuldeisers.
Conclusie
Het uitwinnen van een vernietigbaar pandrecht kan onrechtmatig zijn jegens de gezamenlijke schuldeisers waardoor de pandhouder schadeplichtig kan worden. Een pretense pandhouder kan zijn schuld aan de boedel tot voldoening van onrechtmatig geïnde bedragen, niet verrekenen met zijn vordering. Dit deel van de uitspraak ligt voor de hand en is in lijn met de wettelijke verankering van de paritas creditorum.
Een suggestie in algemene zin dat een pandhouder die voldaan is onrechtmatig handelt wanneer hij doorgaat met incasseren, is echter onjuist en in strijd met artikel 490b Rv.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!