Toestemming van de echtgenoot voor zekerheidstellingen: wel of niet nodig?

Bepaalde rechtshandelingen kunnen worden vernietigd wanneer de toestemming daartoe ontbrak van de echtgenoot van degene die de rechtshandeling aanging (1:88 BW).

Het betreft bijvoorbeeld borgstellingen, hoofdelijk schuldenaarschap en zekerheidstellingen voor schulden van een derde. Hierop bestaan twee wettelijke uitzonderingen. Het verschil daartussen is zeer juridisch-technisch en zal ik hierna toelichten:

Uitzondering 1:
Toestemming is niet vereist als de rechtshandeling (tot borgstelling bijvoorbeeld) in de normale uitoefening van het beroep of bedrijf van de andere echtgenoot wordt aangegaan (lid 1 onder c).

Uitzondering 2:
Ook is de toestemming niet vereist als de rechtshandeling geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het beroep of bedrijf van de andere echtgenoot. Dit is slechts het geval als hij een bestuurder van een NV of BV is en hij daarvan (alleen of met zijn medebestuurders) de meerderheid van de aandelen houdt en het gaat om de normale uitoefening van het beroep of bedrijf van díe vennootschap (lid 5).

Hoewel in beide uitzonderingen het criterium ‘de normale uitoefening van het beroep of bedrijf’ overheerst, kan het verschil in de woorden ‘in’ en ‘ten behoeve van’ tot uiteenlopende uitkomsten van een zaak leiden.

Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 2000/689, NJ 2006/96) volgt dat voor de tweede uitzondering (‘ten behoeve van’) gekeken moet worden naar de verplichting waarvoor zekerheid wordt gesteld. Dit betekent dat die verplichting (bijvoorbeeld het betalen van een geldbedrag voor een te leveren product) onder de normale uitoefening van het beroep of bedrijf dient te vallen.

Voor de eerste uitzondering (‘in’) wordt echter gekeken naar de zekerheidstelling zelf en wordt beoordeeld of die behoort tot de normale uitoefening van het beroep of bedrijf. Het moet gaan om transacties die kenmerkend zijn voor het beroep of bedrijf in de zin dat zij in de normale uitoefening daarvan plegen te worden verricht (NJ 1991/777). Dit leidt ertoe dat deze uitzondering zéér beperkt is: de uitzondering geldt alleen in geval van een bedrijf waarvan kenmerkend is dat het met enige regelmaat zekerheidstellingen aangaat. Eerder deze week heeft het Gerechtshof te Arnhem deze beoordeling nogmaals bevestigd.

Conclusie
De twee wettelijke uitzonderingen die gelden voor de vereiste toestemming van de echtgenoot voor zekerheidstellingen ten behoeve van een derde lijken veel op elkaar, maar kunnen tot zeer uiteenlopende uitkomsten leiden. Het is dan ook van belang om steeds de toestemming van de echtgenoot vast te leggen in geval van dergelijke zekerheidstellingen om discussies achteraf te voorkomen.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie