Na mededeling van een pandrecht, kan de debiteur uitsluitend nog bevrijdend betalen aan de pandhouder, zo schrijft art. 3:246 BW voor. Een heldere wettelijke bepaling, zo lijkt het. Maar de praktijk is altijd weerbarstiger dan de theorie. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat een debiteur, meestal per ongeluk, tóch nog betaalt aan de pandgever. Vaak is dat op te lossen doordat de pandgever de betaling doorstort aan de pandhouder. Maar niet altijd…. 

Holding heeft een pandrecht op de vorderingen van dochter TND. Nadat Holding mededeling doet van het pandrecht aan de debiteuren van TND, betalen een aantal debiteuren per abuis toch aan TND. Het bedrag wordt op een depotrekening gestort, terwijl gediscussieerd wordt over wie er recht op heeft. Vervolgens gaat pandgever TND failliet. De curator vernietigt de depotovereenkomst op grond van faillissementspauliana en maakt aanspraak op het bedrag op de depotrekening. De rechtbank oordeelt als volgt.

Vernietiging depotovereenkomst

Voor een geslaagd beroep op de faillissementspauliana (art. 42 Fw) dient aan drie voorwaarden te zijn voldaan. Er moet sprake zijn van (a) een onverplichte rechtshandeling, die (b) benadeling van schuldeisers tot gevolg heeft, terwijl (c) de schuldenaar wetenschap had of behoorde te hebben van die benadeling.

a) Onverplichte rechtshandeling

De rechtbank oordeelt met de curator dat het aangaan van de depotovereenkomst en de daaraan verbonden storting van het bedrag in depot onverplicht is geschied. Er was geen (wettelijke of contractuele) verplichting van TND om aan Holding door te betalen vanwege de onjuiste betalingen van de debiteuren. Uitsluitend de debiteuren zélf die per abuis aan TND hebben betaald, hebben een vordering op TND.

b) Benadeling van schuldeisers

De mogelijke vorderingen van de debiteuren tot terugbetaling, zouden zij als concurrente vorderingen in het faillissement van TND moeten indienen. Zonder de depotovereenkomst en daadwerkelijke storting van het bedrag in depot, zou het betreffende bedrag aan álle crediteuren van TND ten goede zijn gekomen. Het feit dat de curator moet procederen (en kosten moet maken) om dit bedrag weer terug in de boedel te krijgen, brengt al benadeling van de schuldeisers met zich.

c) Wetenschap van benadeling

De depotovereenkomst is een overeenkomst ‘om niet’. Tegenover de verplichting om het bedrag in depot te storten stonden namelijk geen verplichtingen van Holding. In combinatie met het feit dat de depotafspraak is gemaakt binnen één jaar voor de faillietverklaring is er op grond van art. 45 Fw een vermoeden dat de schuldenaar wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling zou zijn. Hiertegen is geen bewijs geleverd dat dit níet zo zou zijn. Dit leidt ertoe dat de wetenschap van benadeling vaststaat.

Ook als geen sprake was geweest van een rechtshandeling om niet staat de wetenschap van benadeling vast. Immers is de depotovereenkomst één dag voor het faillissement van TND opgesteld, op een moment dat het faillissement van TND al was aangevraagd en Holding als aandeelhouder het vereiste aandeelhoudersbesluit voor de faillissementsaanvraag al had getekend.

Geen misbruik van recht

Er is geen sprake van misbruik van recht door de curator. De betreffende debiteuren die in strijd met art. 3:246 BW aan pandgever betaalden, verkregen middels de depotovereenkomst een voorkeurspositie boven de gezamenlijke crediteuren en dat is niet eerlijk. De faillissementspauliana is bij uitstek het instrument om een dergelijke situatie tegen te gaan.

Op grond van het voorgaande, oordeelt de rechtbank dat het beroep van de curator op de faillissementspauliana is geslaagd. Het bedrag moet terug naar de boedel.

Conclusie

Betaalt een debiteur ondanks mededeling van het pandrecht abusievelijk aan de pandgever? Dan ontstaat er géén vordering van de pandhouder op de pandgever. Het is dan aan de betreffende debiteuren om hun betaling terug te vorderen. Zij hebben aan de verkeerde partij betaald (niet bevrijdend). De debiteuren moeten alsnog aan de pandhouder betalen, ongeacht of zij hun geld terugkrijgen of niet.

Voor de pandhouder is van belang geen kwijting te verlenen aan debiteuren die per ongeluk verkeerd betaalden, hoe wrang dat soms ook mag voorkomen. Wanneer de pandgever (of curator) immers weigert door te betalen, blijft anders de pandhouder met lege handen achter!

Meer blogs gerelateerd aan dit onderwerp vind je hier.