Art. 6 lid 3 Fw bepaalt de voorwaarden waaraan een door een schuldeiser aangevraagde faillietverklaring moet voldoen. Allereerst moet voor de rechter, zonder uitgebreid onderzoek, duidelijk zijn dat die schuldeiser zelf een vordering heeft op de schuldenaar. Daarnaast moet duidelijk zijn dat de schuldenaar in een toestand verkeert dat hij is opgehouden met betalen. Daarvoor is minimaal vereist dat sprake is van meerdere schuldeisers, de zogenaamde “pluraliteit”. Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat de splitsing van een vordering niet voor pluraliteit zorgt. Het hof sluit daarmee aan bij eerdere uitspraken over dit onderwerp.

 

Lees meer

De curator van een failliet bedrijf is na zijn aanstelling verantwoordelijk voor de naleving van milieuvoorschriften. Wanneer die milieuvoorschriften vóór de faillietverklaring zijn overtreden, kunnen daardoor ná de faillietverklaring verplichtingen ontstaan. De Hoge Raad heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan over deze milieuverplichtingen in faillissement. Daarbij stond de vraag centraal of schulden die door die verplichtingen ontstaan, kwalificeren als boedelschuld. Boedelschulden worden bij voorrang uit de failliete boedel voldaan.

Lees meer

De Hoge Raad heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan over de rangwijziging en inningsbevoegdheid bij pandrechten. Lange tijd was onduidelijk of verschillende pandhouders op hetzelfde goed onderling kunnen afspreken welk pandrecht de hoogste rang heeft. De discussie over die zogenaamde rangwijziging is met deze uitspraak naar de geschiedenisboeken verwezen. Daarnaast komt de Hoge Raad terug op een eerdere uitspraak over hoe ver de inningsbevoegdheid van de pandhouder gaat.

Lees meer

Op basis van art. 29 Fw heeft de faillietverklaring tot gevolg dat alle lopende procedures tegen de failliet worden geschorst. Art. 30 lid 1 Fw maakt hier een uitzondering op. Wanneer de rechter in de procedure alleen nog een beslissing hoeft te geven, geldt art. 29 Fw niet. Recent heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over een geval dat niet in deze wetsartikelen is geregeld. Daarin is ná de faillietverklaring hoger beroep ingesteld.

 

Lees meer

De bankgarantie is een contractuele vorm van zekerheid. In een standaardsituatie zijn daar drie partijen bij betrokken: de hoofdschuldenaar, de schuldeiser en de bank. De hoofdschuldenaar spreekt met de bank af dat zij onder bepaalde voorwaarden een maximumbedrag aan de schuldeiser betaalt. Als aan de gestelde voorwaarden is voldaan, is de bank ook verplicht om voor die betaling te zorgen. Dit bedrag schrijft de bank vervolgens af van de rekening van de hoofdschuldenaar. Het is dus belangrijk om te letten op de formulering van de voorwaarden waaronder de schuldeiser een bankgarantie kan inroepen. In een recente uitspraak van de Hoge Raad speelt de formulering van deze voorwaarde een belangrijke rol.

Lees meer

Art. 6:127 lid 2 BW bepaalt wanneer de bevoegdheid tot verrekening bestaat. Art. 6:136 BW voorziet in de situatie dat bij de rechter als verweer tegen een vordering een beroep op verrekening met een eigen vordering wordt gedaan. Je hoeft dan geen reconventionele vordering in te stellen en voorkomt hogere proceskosten, maar het heeft ook een keerzijde.

De rechter kan het verrekeningsverweer namelijk negeren als de eigen vordering niet eenvoudig is vast te stellen. De rechter komt dan niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de bevoegdheid tot verrekening. De Hoge Raad heeft recent geoordeeld over een geval waarin een verrekeningsverweer op deze wijze door de rechter is gepasseerd.

 

Lees meer

Uit art. 3:84 lid 2 BW, in verbinding met art. 3:98 BW, volgt de eis dat een pandakte ten tijde van de verpanding de te verpanden goederen in voldoende mate bepaalt. De Hoge Raad heeft vorig jaar beoordeeld of bij het pandrecht van een bank (ING) aan deze bepaaldheidseis was voldaan. Het te verpanden goed waar het om gaat, zijn de auteursrechten op software die door de onderneming CompLions was ontwikkeld. De Hoge Raad past een bestaand criterium toe om de bepaaldheid van de te verpanden goederen te beoordelen.

Lees meer

Verkoop verpande goederen onrechtmatig?

In onze praktijk zien wij regelmatig dat ondernemingen bij een naderend faillissement rare sprongen maken. In deze blog bespreken wij een zaak bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin een onderneming de aan ING verpande goederen heeft verkocht om schuldeisers te kunnen voldoen. Alle schuldeisers behalve de ING.

Dergelijk handelen kan worden aangemerkt als faillissementsfraude. Wij schreven hierover eerder de blog Faillissementsfraude.

 

Lees meer

Een uitspraak van de rechtbank Amsterdam illustreert het belang van de correcte registratie van een pandakte bij de Belastingdienst. Een dergelijke registratie is één van de twee mogelijke manieren die art. 3:239 lid 1 BW biedt voor de vestiging van een stil pandrecht op vorderingen. De andere manier is het opmaken van een pandakte bij de notaris, de zogenaamde “authentieke akte”.

 

Hoe de registratie in zijn werk gaat, bespraken wij eerder al.

 

Lees meer